In Genesis 1 staat beschreven hoe God de wereld in 7 dagen geschapen heeft; ik heb geprobeerd daar een beeld van weer te geven met onderstaande 7 afbeeldingen.

 

  In het begin schiep God de hemel en de aarde. 

 2  De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed, en over het water zweefde Gods geest. 

3  God zei: ‘Laat er licht zijn,’ en er was licht. 

4 God zag dat het licht goed was, en Hij scheidde het licht van de duisternis; 

5 het licht noemde Hij dag, de duisternis noemde Hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag.



6 God zei: ‘Laat er midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’ 

7  God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven. Zo gebeurde het.

 8 Hij noemde het gewelf hemel. Het werd avond en het werd morgen. De tweede dag.



God zei: ‘Laat het water onder de hemel naar één plaats stromen, zodat er droog land verschijnt.’ En zo gebeurde het.

 10 Het droge noemde Hij aarde, het samengestroomde water noemde Hij zee. En God zag dat het goed was.

11 God zei: ‘Laat overal op aarde jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en alle soorten bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ En zo gebeurde het.

 12 De aarde bracht jong groen voort: alle soorten zaadvormende planten en alle soorten bomen die vruchten droegen met zaad erin. En God zag dat het goed was. 

13 Het werd avond en het werd morgen. De derde dag.



14  God zei: ‘Laten er lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden van de nacht. Ze moeten dienen als tekens die de feesten aangeven en de dagen en de jaren, 

15 en als lampen aan het hemelgewelf, om licht te geven op de aarde.’ En zo gebeurde het.

 16  God maakte de twee grote lichten, het grootste om over de dag te heersen, het kleinere om over de nacht te heersen, en ook de sterren. 

17 Hij plaatste ze aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde, 

18 om te heersen over de dag en de nacht en om het licht te scheiden van de duisternis. En God zag dat het goed was.

 19 Het werd avond en het werd morgen. De vierde dag.



20  God zei: ‘Laat het water wemelen van levende wezens, en laten er boven de aarde, langs het hemelgewelf, vogels vliegen.’ 

21 En God schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en alle soorten vogels, alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was. 

22  God zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water van de zee. En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op aarde.’

 23 Het werd avond en het werd morgen. De vijfde dag.



 

24 God zei: ‘Laat de aarde alle soorten levende wezens voortbrengen: alle soorten vee, kruipende dieren en wilde dieren.’ En zo gebeurde het. 25 God maakte alle soorten in het wild levende dieren, alle soorten vee en alle soorten dieren die op de aardbodem rondkruipen. En God zag dat het goed was.

26   God zei: ‘Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op Ons lijken; zij moeten heersen over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ 

27  God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. 28  Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’

 29  Ook zei God: ‘Hierbij geef Ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn.

 30 Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef Ik alle groene planten tot voedsel.’ En zo gebeurde het.

 31  God zag alles wat Hij had gemaakt: het was zeer goed. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag

 

 



Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. 

 Op de zevende dag had God zijn werk voltooid. Op de zevende dag rustte Hij van het werk dat Hij gedaan had. 

 God zegende de zevende dag en heiligde die, want op die dag rustte Hij van heel zijn scheppingswerk.


 

Nu nogmaals 7 afbeeldingen hoe de mens met de schepping omgaat. Als we zo doorgaan, hoe het dan zal aflopen; kleine troost, wat we ook zullen doen of hoe we met het geschenk van zijn schepping ook om mogen gaan.......wij hebben niet de macht Gods schepping geheel teniet te doen!


Beginnende met wat de 7e dag was;

buiten het feit dat we onze wereld vervuilen,  doen we dat ook al daarbuiten.



Dag 2 

Al het leven en groen moet wijken voor onze behoeften en expansiedrang, bossen worden massaal gekapt en de natuur moet plaats maken voor ons woon- en leef genot.

.



Dag 3

En ook  moet  de zee er aan geloven, doordat we haar bronnen tot op het uiterste uitputten, vissen worden massaal uit het water gehaald en sommige op een afgrijselijke manier verminkt omdat bepaalde delen,  zoals vinnen,  een delicatesse schijnen te zijn, maar naar het dier zelf wordt niet omgekeken. 

Walvissen raken gedesoriënteerd door motoren van schepen, vogels komen in olie terecht ect etc....



Dag 4

We bouwen zo veel en zo hoog dat we soms niet eens meer kunnen zien, door de hoge gebouwen en neon verlichting,  wanneer het dag of nacht is.

 


Dag 5

Toen God het water en het land scheidde kwam daar een natuurlijke balans in. Wanneer de mens dat doet,  doet hij dit voor eigen gewin en vergeet hij daarbij dat hij niet alleen is en anderen water net zo hard nodig hebben als hijzelf , maar wat nog erger is, is de bron van al het leven te verspillen aan totaal onzinnige dingen in de ogen van hen die het hard nodig hebben.



Dag 6

Willen we echt zover gaan om de hemel boven ons en de aarde onder ons als zodanig te verwoesten zodat God zijn schepping weer opnieuw zal moeten gaan maken ........??



Dag 7

Na Noach heeft God beloofd om de poging de mens te vernietigen nooit meer zal toelaten. Dat wil niet zeggen,  dat wij dat zelf niet zouden doen,  maar mochten we  dan toch in die richting willen gaan, geloof ik oprecht dat God er voor hen zal zijn die het wel waard zijn, zijn schepping te waarderen,  haar te beschermen en lief te hebben .........